Soms heb je van die aanschaffen die een duidelijke levensverbetering opleveren. Zoals een wasmachine, waardoor je niet ‘s nachts hoeft op te staan om de was te doen. Een jurk die je mooi maakt. De aanschaf die ik een jaar geleden deed, overtreft alles. De vouwfiets.
Treinen zijn ideaal. Er wordt voor je gereden, je kunt lezen en werken en als je er bent, stap je uit. Maar dan begint de misère. Dan moet je wachten op een stinkende bus met een brommende chagerijnige buschauffeur (‘zie ik er uit als een stempelautomaat?’) of op een rammelende tram. Meestal probeer ik te lopen, maar dat kan niet altijd.
Fietsen worden op stations gejat of weg gehaald omdat ze verkeerd staan. Ik heb een tijdje mijn step meegenomen, altijd discussies met de conducteur, die niet weet dat er geen regels voor steps zijn. Bovendien kreeg ik snel een naam op mijn werk, de juf die altijd in haar jurk op de step komt. Veel gedoe om iets simpels. Ik had al vaker mensen met vouwfietsjes gezien, maar dat zag er eerlijk gezegd niet uit. Een man in een pak die op 16 inch wieltjes als een beer op circusfiets door de stad rijdt. Niet. Sexy. Maar wel lekker vrij.
Tot ik op internet vouwfietsen vond met megawielen. Eigenlijk een gewone fiets, maar dan opvouwbaar. Nergens in het NSregelement vind ik een appendix waarin de grootte van de wielen vermeld staat. Aanschaffen, die fiets!
Elke dag is er wel een conducteur die roept: “U mág niet in de spits met een fiets in de trein!” En dan antwoord ik, triomfantelijk, “Maar het is een vouwfiets.” “O.”Die teleurgestelde schaakmatblik van de conducteur, daarvoor alleen al om moet je een grote vouwfiets hebben. Het meeste behagen schep ik in de vage stoptreintjes die eruit zien als een bus. Ze hebben één voordeel: het balkon is gelijk met het perron. In de trein stap ik dan al op de klapfiets, zodat ik dan fietsend de trein uitga. “U mag niet in de trein fietsen!” “maar het is een vouwfiets.” gegegegege.
Geluk zit ’em in de kleine dingen.