Azuurblauw zeewater, prachtige natuur. Dat wel. Totdat – rats! mijn enkelbanden scheuren. In het stralende Sardinië, kunnende geen stap meer zetten. Een streep door alle plannen. Als ik probeer te lopen, voelt het alsof er messen in mijn enkel steken en tegelijkertijd wordt ik met een zweep geslagen. Voor de Reisgenoot vind ik het nog het vervelendst. “Ga toch lekker de hort op, ik loop niet weg,” zeg ik nog. Maar hij blijft bij me. In de avond gaat op zoek naar voedsel.
Onderweg van de supermarkt naar ons kleine hotel, belandt hij in een plaatselijke kroeg. Er komen hier in dit plaatsje niet veel toeristen, we waren al over de tong gegaan als “die twee lange buitenlanders, vermoedelijk uit Noord-Europa.” De Reisgenoot appt me en ik hompel zo goed en zo kwaad als het gaat, naar het dorpscafé. Er wordt een kring gemaakt en bier aangerukt. Die Noordelingen zijn in de tent! Men tapt verhalen van reizen die er zijn gemaakt. Ze schimpen op Italianen. “Daar hebben we toch wel zo’n hekel aan, aan Italianen. Als je dat eens wist.” Ze behandelen mij als kreupele met égards. Later gaan we pizza eten. Ze rijden de auto tot pal voor het terras, zodat ik niet hoef te lopen.
Ik gooi mijn probleem in de groep, dat ik nog zoveel van hun mooie eiland zou willen zien, maar niet kan, vanwege de hompelvoet. Eén van de Sardijnen, hij heet Samuel, biedt aan ons het eiland te laten zien. Villasimius, bijvoorbeeld, dat moesten we niet missen. Hij zal nog veel meer plekken laten zien, kondigt hij aan. Half tien morgen op het kerkplein verzamelen.
Het wordt de mooiste dag van onze mini-vakantie. Omdat Samuel van Sardinië is, weet hij de mooie plekjes. Langs een steil rotsweggetje honkebonkt hij met zijn jeep steil naar beneden, rakelings langs de afgrond. “Wat als we een tegenligger krijgen?” bedenk ik als ik de afgrond inkijk. Er komt geen tegenligger. Witte stranden met dat glasheldere turquoise water en palmbomen. Een lokale uitbater die een rieten dak heeft geïmproviseerd waaronder je bier, limonade of espresso (meer smaken zijn er niet) kunt drinken. Ik kan zwemmen met de hompelvoet. Onder me zwemmen prachtige gekleurde vissen. Het paradijs.
Op de terugweg neemt hij ons mee naar Cagliari. Met zijn jeep schuift hij moeiteloos piepkleine steegjes in die eveneens steil naar beneden lopen, aan weerszijden vanaf de spiegel een marge van 2 centimeter. En dan rond ik naar boven af.
Cagliari heeft de oude bomen rond de pleinen met lantaarns van Buenos Aires, marmeren stenen en muren als in Jeruzalem en kleine kruip-door-sluipdoorsteegjes van Lissabon. Boven, met uitzicht op de prachtige stad, beloven de Reisgenoot en ik elkaar dat we terug gaan, in een voorseizoen, als de hompelvoet lang en breed genezen is. We zullen wel moeten. Deze stad en dit eiland zijn te mooi om doorheen te rauzen.
jurk, Ted Baker, foto, Bart Leenders
p.s.: Like ons op facebook! (klikkerdeklik)