De buurman
Ik zie hem minimaal twee keer per dag, De buurman en ik hebben een magische band. Zelfs de kinderen valt het op. Pas vroegen ze: “Mama, wie is die man? “ Ze voelden dat innige tussen ons.
“Onze buurman,” antwoordde ik. Buurman woont een eindje verderop in de neighbourhood in één van de kleine huisjes. Hij heeft een gedrongen figuur en kort stekelhaar. Als het koud is, draagt hij een FC Utrechtsjaal en hij heeft twee pitbulls die hij kort aan de lijn houdt. Onze band is zo warm, dat ik zeker weet dat hij me te allen tijde zal beschermen tegen het kwaad, met zijn vechthonden. We hebben niet veel woorden nodig. We zeggen alleen: “Hallo! “”Goedemorgen!” “Hoi buur!” . Soms zwaaien we daarbij. Het is genoeg. We doen het al jaren zo, meer hoeft niet. Dit is de code.
Maar gister ging het bijna mis. Ik fietste up tempo langs de buurman om mijn trein te halen. Meestal zie ik hem als ik hard langs fiets, want ik fiets alleen langzaam indien nodig en dat is zelden. Onze ontmoetingen zijn dan ook korter dan een seconde, dat is het bijzondere. “Hoi Buur!” hijg ik doortrappend. Hij staat er met de twee pitbulls, het vertrouwde dagelijkse beeld. “Hoi!” zegt hij, en nu komt het. Erachteraan zegt hij: “Wat heb je een mooie jurk aan.”
Wat heb je een mooie jurk aan. In de trein ben ik nog in de war. De buurman heeft een zin gezegd en dat mag absoluut niet. Wij groeten elkaar alleen maar, en dat doen we liefdevol. Maar er mogen geen zinnen gezegd worden. Dat maakt alles kapot. Hoe moet het nu verder met de buurman en mij? Wie gaat me nu beschermen met twee pitbulls? Moet ik vanaf nu dan maar een broek aan, zodat hij in ieder geval nooit meer iets zal zeggen over mijn jurk?
Als ik ’s avonds weer naar huis fiets, wandelt hij net de voordeur uit. Hij gaat de honden uitlaten. “Dag buurman,” groet ik. “Hoi buuv,” zegt hij terug. Hij knikt zoals alleen de buurman kan knikken. De honden grommen genoeglijk. Alles is weer goed.