De laatste reis van mijn vriendin Sofiia Farakh

door | 8 februari 2025 | achtergronden, Artikelen, beschouwend, Columns, journalistiek, verhalend, verslaggevend | 0 Reacties

Mijn Oekraïense vriendin Sofiia Farakh is inmiddels twee jaar overleden. Voor Trouw schreef ik een stuk over onze vriendschap  Hier publiceer ik het artikel nog een keer, als een in memoriam voor een zeer bijzondere vrouw.

Tekst, Anna Maria van Willigen, foto: Gerard van Dieren

Wat ligt ze daar stil en vredig, tussen al die kleurige bloemen. Mijn vriendin Sofiia heeft een lange reis gemaakt. De laatste etappe heb ik haar vergezeld.

Spoetniksgewijs kwam Sofiia ruim anderhalf jaar geleden in mijn leven. Onverwacht, onvoorzien. Ze zeult met een zware rugzak. Het was een intense reis, vanuit het Armageddon Kiëv in Oekraïne, waar ze overhaast de bombardementen is ontvlucht, met de trein via Wenen naar Nederland. En dan is ze hier ook nog per ongeluk beland, want ‘Wenen’ klonk in het Oekraïens als ‘Vidin’, ze had gedacht dat het een klein plaatsje in de bossen was, uit de buurt van bombardementen. Maar de trein ging naar Oostenrijk, en van daaruit werd ze verwezen naar Nederland. Ze kijkt om zich heen waar ze verzeild is geraakt, in een land waar ze tot voor kort geen actieve associaties mee had. Haar reis heeft geleid naar een futuristisch huizenblokje in het centrum van de kalme provinciestad Utrecht. Voor één van die huizen sta ik. Ze kijkt me aan, met haar bruine ogen. Er gaat een licht aan bij ons allebei. Ze is klein en heeft een getinte huid. De tint heeft ze van haar Somalische vader, ook een vluchteling, leer ik later. Ze is er in haar leven vaak mee geconfronteerd. “Hallo.” zeg ik. “Dit is mijn huis. Welkom.” Ik wil haar rugzak overnemen maar ze weigert. We lachen. Het voelt Jip en Janneke.
“Een journalistenhuis.” noemen vrienden mijn huisinrichting, of “losjes”. Het zijn allemaal understatements voor een woninginrichting met benedengemiddelde structuur. Maar ik heb mijn best gedaan op de kamer van mijn nieuwe Oekraïense huisgenoot Sofiia. De muren zijn net geverfd in purper, er staat een tafel en een bed. Ik heb een nieuwe geurkaars neergezet, want geur is belangrijk, heb ik ergens gelezen. Nu kan ze het een beetje gezellig maken, na alle ellende die ze ontvlucht is daar in Kiev. Later vertelt ze dat ze thuis in Oekraïne kaarsen hebben om je aan te warmen, niet voor de geur en de gezelligheid, zoals hier. Het is me overkomen, dat Sofiia hier nu zomaar bij me intrekt, net zoals de oorlog Oekraïne en de rest van de wereld is overkomen. De kerk had in samenwerking met de gemeente Utrecht inwoners gezocht die een kamer af wilden staan voor de eerste opvang van Oekraïense vluchtelingen. Ik heb meteen ‘ja’ gezegd, mijn kinderen waren toch op kamers, ik had nog wel een kamer vrij. Je werd gescreend en je moest een intake doen. De match had niet beter uit kunnen vallen. Sofiia is een journalist, net als ik, maar dan voor televisie in Oekraïne. We ervaren allebei het leven als een ontdekkingsreis, soms zwaar, soms mooi, altijd leerzaam en altijd in beweging. We hebben dezelfde bloedgroep.

“De lucht is blauw.”

Sofiia begint meteen met een cursus Nederlands. “De lucht is blauw.” hoor ik een computerstem vanuit haar kamer. Daarna, haar lage stem, vaak begeleid met een rochelhoest: “De lukt ies blauw.” Ze heeft een notitieboekje bij zich waarin ze Nederlandse zinnen en woorden schrijft. We wandelen door Utrecht, we praten en hebben vooral veel lol. Nieuws over Oekraïne wil ze niet volgen, omdat ze het moeilijk vindt om vanaf hier te zien hoe haar hele land aan gort wordt geschoten. Ik vraag er niet teveel op door, al is de verleiding groot, omdat ik voel dat die wond bloedt. Dat merk ik als er een rookmelder afgaat vanwege een aangebrande aardappel. In paniek komt ze naar beneden gerend. De verwilderde blik in haar ogen, die had ik nog niet eerder gezien. In Kiev rende je voortdurend heen en weer, vertelt ze als ze tot bedaren is gekomen. “En bij elke bomaanslag was er wel weer iemand overleden die je kende. Een buurman, een collega.” Ze heeft het er niet graag over. Ze praat liever over haar zoon, met wie ze elke dag belt en die ze filmpjes stuurt van wat ze ziet en beleeft. Aan het begin vraag ik hoe het met haar is, hoe ze zich voelt. Maar dat vindt ze vervelend. “Wat doet het ertoe? Nu is nu en ik heb het hier goed.” Ze voegt eraan toe, in haar net-geleerde Nederlands: “De lukt is blauw en iek ben blij.” Ik snap haar, denk ik. Praten over gevoel moet vanzelf gaan. Er is te veel gebeurd, ze moet op adem komen. Ik wil niets forceren. Dat onze vriendschap zo’n drastische wending zou nemen, kon ik toen nog niet voorzien.

journalist en kunstenaar

Wanneer is iets een vriendschap? Een heleboel ingrediënten die een vriendschap tot een vriendschap maken, hebben we vooral niet. Sofiia en ik beginnen niet gelijkwaardig, ik zit in een soort weldoenersrol, omdat ze bij mij komt wonen. Voorts weten we niet veel van elkaars achtergrond, van de reis die we aflegden vóór we elkaar tegenkwamen. Je mist dus context in je vriendschap. Dat heeft voordelen. Dit is wat je bent, nu. Er is geen ballast, geen verwachtingen of wantrouwen uit het verleden. We zagen heus wel dat we allebei geen alcohol dronken. Als je rond je vijftigste geen alcohol drinkt, heeft dat meestal een reden. Ze vertelt me dat ze bij de Anonieme Alcoholisten (AA) zit. Ik zeg haar dat er een periode is geweest in mijn leven dat er teveel drank was en dat ik toen de knop heb omgezet. Daar blijft het bij. We hebben beiden geen behoefte om het over crisisperiodes uit ons leven hiervóór te hebben. Onze vriendschap lijkt nog het meest op vriendschappen die ontstaan in je studententijd. Het leven brengt je op een dag in eenzelfde huis, je leeft met elkaar, je leert daardoor de vrienden van huisgenoten kennen en zo ontstaat een vriendschap en een vriendennetwerk. Niet veel anders is het met Sofiia, met wie ik aan de keukentafel zit en een lijst maak wie er vandaag kookt. Ze leert mijn vriendin Inette kennen, wat een kunstzuster blijkt te zijn, want behalve journalist is Sofiia ook kunstenaar. Zo zitten we regelmatig op een terras in de zomer in Utrecht. Samen, soms gedrieën, Sofiia in haar rode jurk. We hebben alle tijd om de vriendschap uit te bouwen, het leven ligt voor ons.

longkanker

Na een aantal maanden heeft de gemeente Utrecht een plek beschikbaar gesteld voor de Oekraïners, op een oud cruiseschip dat uit de vaart is gehaald. We blijven elkaar vaak zien. Soms zit ze al op het bankje voor mijn huis te wachten tot ik er ben. Ze heeft ondertussen een internetshop opgezet waar ze sieraden verkoopt die ze zelf maakt, van bloemen die ze plukt in natuurgebied Amelisweerd en die ze daarna zorgvuldig droogt en bewerkt. Ze werkt aan een boek en is bezig met een functie als correspondent Nederland voor een Oekraïens medium. Daarnaast werkt ze bij de plantsoenen van de gemeente Utrecht. Ze geniet van de bomen en de natuur. Voor mij maakt heeft ze rode oorbellen gemaakt, en die komt ze brengen. Ze zit weer op het bankje voor mijn huis als ik terugkom van vakantie, mijn rugzak op. De situatie lijkt op toen zij aankwam, maar dan andersom, ik kom niet uit oorlogsgebied. “Ik ben blij dat je er weer bent.” zegt ze. We omhelzen elkaar.
Ze blijft maar hoesten, ik ben er niet gerust op. In het ziekenhuis worden er foto’s gemaakt. Ze blijkt longkanker te hebben in een vergevorderd stadium. Haar dagen zijn geteld. Ik moet huilen, als de ernst van de boodschap doordringt. Ze haat het als ik huil. “Kom, we gaan naar de kroeg,” zegt ze, “zoveel tijd heb ik niet meer.” Ze geeft haar reflectie op het Nederlandse ziekenhuiscircuit en de Nederlandse samenleving. “Een slim land, ik kan niet anders zeggen,” knikt ze. “Alles zit hier handig in elkaar. De zorg is goed. Fijn dat ik hier ben, en niet in Oekraïne. Daar zouden ze je gewoon laten creperen.”

dansen met vrienden

Een paar maanden later. Ik zit inmiddels vaak bij haar bed. Ze is tussen twee chemokuren door nog naar Parijs geweest, met de Flixbus in haar eentje. Vriendin Inette, Sofiia’s kunstzuster, is inmiddels aangeschoven bij het Sofiia-rescueteam. Vriendschappen zijn als een spinnenweb dat zich vanaf het ene punt naar het andere punt weeft. Bij crisis is zo’n netwerk een onontbeerlijk vangnet. Inette heeft een daadkrachtige inslag en dat is precies wat er nodig is voor de allerlaatste etappe van Sofiia’s reis. Inette en ik zijn twee vriendinnen die Sofiia aan weerszijden ondersteunen, nu ze de allerlaatste loodjes af moet leggen. Letterlijk soms. Ze organiseert voor haar laatste chemokuur een Oekraïens nieuwjaarsfeestje voor ons drieën. Ze heeft lekker gekookt en laat ons filmpjes zien van Oekraïens nieuwjaar vóór de oorlog. Ze danst daar met haar vrienden, vooral uit de kunst- en mediawereld ergens op een hoge artistieke zolder in Kiev. Die vrienden zijn nu verspreid over de hele wereld, of ze leven niet meer. Weer later ben ik in het ziekenhuis bij Sofiia. De arts wil ons spreken in een aparte ruimte. Sofiia foetert: “Doe dat gordijn dicht en zeg wat je moet zeggen. Jullie Nederlanders met je privacyregels.” De arts brengt een onheilstijding: de tumor is toch doorgewoekerd. Ze laat ons alleen. We zijn er stil van. Dan staat Sofiia rochelend op en zegt: “Kom, we gaan dansen op de Beatles.” En vanuit haar telefoonboxje klinkt: “Love, love, love, there’s nothing you can do that can’t be done.” Het is onhandig dansen, met een zuurstoffles, meer schuifelen. We houden elkaar stevig vast. Ze is een kop kleiner dan ik.

God is in alles

De laatste keer dat ik bij haar ben, is ze rustiger dan ik haar ooit heb gezien. “We zijn allemaal deel van een groot geheel,” zegt ze, zonder dat ik er naar vroeg. “God is in alles, in de bloemen, in de schoonheid, in ons.” Ze krijgt een enorme hoestbui, waar ze bijna in blijft, maar dat ben ik inmiddels gewend. “Ik heb een hilarisch filmpje,” zegt ze hijgend als de bui over is. Ze laat me een Belgisch filmpje zien over iemand die letterlijk op een dramaknop drukt, waarna vanaf dat moment alles zichtbaar uit de hand loopt. We moeten ontzettend lachen. Als ik wegga zeg ze: “I love you! See you!” Het is het laatste moment dat wij elkaar nog spreken. Niet veel later is ze niet meer aanspreekbaar. Inette en ik waken aan weerszijden van haar bed tot ze wegglijdt uit het leven.

Bloemen en muziek

Nu ze er niet meer is, moeten we het allerlaatste stuk, haar afscheid regelen. We hebben maar beperkte middelen, want ze krijgt een gemeente-uitvaart. Toch willen we een fantastisch afscheid en geen armoedige vluchtelingenuitvaart. Niemand mag vergeten hoe Sofiia was, een vrouw met moed en passie voor het leven. Leve het vriendennetwerk: we vinden een uitvaartonderneemster die ons binnen de uitvaartbeperkingen wil helpen. Er wordt gefilmd voor haar zoon die niet kan komen, er komt een dominee en een Oekraïens-orthodoxe priester plus een vertaler, een organist die mooie muziek speelt en een opname van haar favoriete Oekraïense zanger. En er zijn heel veel bloemen, want daar was ze dol op. We mogen in de Nicolaikerk, de twaalfde-eeuwse kerk waar ze vaak met me mee naar de vespers ging. Haar zoon en Oekraïense vrienden zeggen: “Dit is het mooiste afscheid wat ze had kunnen krijgen. Helemaal Sofiia.” In de kroeg proosten we op haar.

She has gone West

Ik denk aan Sofiia’s eigen laatste afscheid. ‘See you!’ De avond voor de uitvaart zit ik te werken aan een afscheidsspeech in het Engels. Tussen de kaarsen heb ik haar afbeelding gezet. Ik heb het gevoel dat haar energie hier onnoembaar rondhangt aan de tafel. Ik zoek een Engelse parafrase voor ‘heengaan’ en vind een prachtige vertaling: “She has gone West.” Als ik die woorden opschrijf, is het alsof er een gordijn wordt opengetrokken. Mijn vriendin Sofiia kwam uit het Oosten, uit Oekraïne. Nu is ze doorgereisd naar het Westen, waar ik haar niet meer kan zien of met haar mee kan reizen. Maar voor mijn geestesoog zie ik haar lopen, met haar rugzak die niet meer zwaar is, tussen de bloemen. Ze kijkt nog één keer om. Dan loopt ze verder.

levensles

Alles stroomt.

 

Partners

Vinted

Instagram