# interrail (boot, trein)
De boot waar ik op zit, lijkt op de Titanic. De Titanic had ballrooms, salons, de eerste klasse sliep in riante kamers. Op het derde dek, onderin, was het pas echt lol, want daar moesten de reizigers zichzelf vermaken. Derde klasse was er voor de armen, de jonge avonturiers, de reizigers die geen diamanten droegen of andere juwelen, maar gewoon het leven leefden zonder materiële mazzel. Op deze boot van Noorwegen naar Denemarken, is het niet veel anders. Ik vaar derde klasse. Een bed heb ik niet.
De derdeklassers moeten in ruimte duizend. Er staan een paar leren vliegtuigstoelen geposteerd. Ruimte duizend is op het allerhoogste dek, dek tien. Blijkbaar zit de derde klas of helemaal benedendeks, zoals op de Titanic, of helemaal boven. Beneden lopen nuffige Amerikanen te mopperen op het personeel, ze hebben een ruime kamer met uitzicht op zee en een kingsize bed, gedrapeerd met fluwelen beddengoed. Ik moet nog twee trappen voor ruimte duizend. Het is een heel gesjouw, ik heb geen slaaf die mijn koffer zeult. Ik doe het zelf.
Er kruipt een kindje rond in ruimte duizend. Een hond, een vrolijk kwispelend vuilnisbakje, springt tegen me op. Twee Fransen begroeten me. Ze hebben matjes neergelegd, andere mensen zijn ook bezig matjes en kleden uit te rollen. “Engels doen?” zeggen de Fransen. “Nee hoor, ga maar door in het Frans, goed om te oefenen, “ zeg ik. “Pas de problème.” Eén van de twee Fransen is een wielrenner, hij gaat vanaf Noorwegen door naar Nederland. Eenmaal aangemeerd in Denemarken, springt hij aldaar op de fiets.
De peuter kruipt vrolijk tussen ons door, de moeder komt erbij zitten. Ze vraagt of ik uit Nederland kom. Ze is een Duitse Nederlandfan, vroeger heeft ze gestudeerd in Groningen. “Dat waren pas tijden,” zegt ze in accentloos Nederlands. De hond blaft. Iemand pakt een gitaar en begint ‘Stairway to heaven’ te spelen. Er hebben zich meer mensen om ons heen verzameld, een man deelt bier, een ander deelt chips. We praten allang geen Frans meer. Iedereen heeft een goede reden om niet in luxe te reizen. Geld op, baan in de creatieve sector dus überhaupt niet veel geld, last-minute en alle kamers zijn vol, enzovoorts.
Het kindje is al gaan slapen, zonder te huilen, blijkbaar is ze dit soort chaos gewend. De vader ligt bij het kind, een arm om haar heen. “Laten wij ook gaan slapen,” stelt iemand voor. We doen de lampen uit. De maan valt nu de ruimte binnen, in het blauwe schijnsel zie je her en der mensen liggen. Het kleine meisje slaapt in de het nestje van de arm van haar vader. De moeder is er bij gaan liggen, ze slaat de arm om het slapende meisje. De vader pakt de hand van de moeder. Ik ga eveneens ergens liggen, gewoon op de grond, naast één van de Fransen want daar is nog plek. Maar ik ben een slechte slaper en ik heb geen matje. Bovendien is het nog maar half elf. De Fransman slaapt al binnen een paar minuten. De hond geeft een blaf. “Hoerenhond,” fluistert de Fransman slaperig, hij is blijkbaar wakkergeblaft. Ik sluip naar beneden.
Daar wordt gedanst en gefeest. Het verschil met de Titanic is dat de feesten wel voor iedereen toegankelijk zijn. Ik sta er naar te kijken, naar die hopsende mensen, die stevig drinken en dansen alsof het hun laatste dag is in dit ondermaanse, omdat morgen de Dag des Oordeels komt. Morgen varen we van de zee af, naar de wateren onder de aarde, want de aarde blijkt toch plat. Dans! Dans!
Verder aan de wandel, dolend over het enorme schip. Ik vind een lobby waar twee Nederlandse ouders met puberkinderen een spelletje zitten te doen. De kinderen zijn op oorlogspad, ze zoeken ruzie en sluiten bondjes tegen hun ouders. “Doe niet zo stom, papa.” “Ja, doe eens niet zo stom.” Dit is het enige moment in de hele reis dat ik denk: “Wat heerlijk dat die van mij er niet bij zijn.” De kids gaan naar de hut, alleen de moeder en ik blijven over. Ze zet haar fauteuil bij het raam, naast die van mij. “Even naar de maan kijken.” Zo zitten we samen te kijken en te genieten, ik ken haar welgeteld twee minuten en ik zal haar niet langer kennen dan ongeveer een uur. Ze is een opduiker. (lees ook: figuranten en opduikers ) Ik blijf zitten om te zien hoe langzaam de lucht en de zee inktzwarter worden. Blijkbaar zitten er stadia in de nacht. Om een uur of één verstomt het feestgedruis. De pubermoeder is immiddels naar de familiehut gegaan.
Weer naar boven, waar de derde klasse zich bevindt. Wij hebben het mooiste dek, immens groot. Overdag staat iedereen hier te fotograferen, nu ben ik helemaal alleen. Het waait en het is stikdonker. Ik ben plotseling bang dat ik van het dek afwaai, ik moet me stevig vasthouden. Ze zullen me pas missen als ik allang verdronken ben. Ik hoor alleen het geluid van het opspattende water, de stampende scheepsmotor, en de wind. Aan de ene kant van het schip zie je in de verte de spookachtige schaduwen van de fjorden, aan de andere kant inktzwart water. De sterren zijn niet te zien, er is een wolkendek. Dan waaien de wolken opzij en breekt de maan door. Blauwig schijnsel op het water, ongeveer een minuut. En weg is de maan. Langzaam komt hij weer terug, het blauwige licht op het water. Dit is veel mooier dan de sterren, dit is griezelig en prachtig tegelijk.
Ik loop de hele nacht in mijn eentje over het schip te darren. Ik doe wel een poging tot slapen, maar die loopt op niets uit. Ik zie de schoonmakers komen en gaan, die werken blijkbaar in de nacht. Ik krijg een croissantje van de bakker. Om een uur of vijf ga ik weer naar het achterdek. Het is nog donker, maar niet lang meer.
Geluidloos maar allesoverheersend doet zij haar intrede, de oppergodin van alles, zij die alles overruled, die ons leven mogelijk maakt, waar mensen aan zijn geofferd (geen goed idee, overigens), ze is vriendelijk maar kan hels en verzengend zijn. Hoe dan ook kun je niet leven zonder haar. De Zon. Komt. Op. Daar sta je, alleen op de achterplecht, op dat immense schip. Je vaart tussen de hemel en aarde. De nacht was lang en een beetje vreemd. Maar daar is De Zon. Dit is te mooi, ik heb er geen woorden voor. Ik wíl er geen woorden voor hebben, het zou de ervaring alleen maar naar beneden halen. Alles komt goed. De zon komt elke dag weer op. Genadig.
Jurk: 100% linnen van Livstores, Nederlands ontwerp, Twijnstraat 41 Utrecht. Topjurk . Lees ook https://www.jurkenvanmaria.nl/een-topfotograaf-fotografeert-spontaan-mijn-nieuwe-linnen-jurk/
Foto: Bart Leenders