Carla heeft de tijding gekregen dat ze kanker heeft. Ze vertelt de komende blogs van het proces om de ziekte te lijf te gaan. ‘Ik ga dit gevecht winnen’
‘U hebt eierstokkanker met uitzaaiingen in de lymfklieren en maagvlies’, zegt de chirurg. Ze zit een beetje van ons afgedraaid, half op haar stoel en ze kijkt heel ernstig. Ik kijk eerst naar haar, dan naar mijn zwarte jurkje. En weer terug.
Alle gemeenplaatsen kloppen. Hoe je je voelt na zo’n mededeling: de grond zakt onder je weg, het is of je een vuistslag in je gezicht krijgt. In een rap tempo komen filmbeelden uit ‘Komt een vrouw bij de dokter’, ‘Terms of endearment’ en nog een paar van die ellendefilms langsfietsen. ‘Dat kan niet’, zeg ik tegen haar. ‘Ik wil niet dood en ik ben zo slecht in lijden.’ Ze knikt. Ik kijk Jaap aan en hij kijkt naar mij. We beloofden elkaar om samen oud te worden. Drie maanden geleden zijn we getrouwd. Ik heb zin om heel hard te gaan vloeken, maar ik hou me in. Dit moet voor die chirurg ook niet leuk zijn. De chirurg draagt ons over aan de gynaecoloog, een vrolijk meisje met krullen. Ik vertel haar ook dat ik dus echt niet van plan ben om dood te gaan. Ze knikt. Daarna komt ze met kaartjes en een heleboel woorden waar ik niks van versta. Er worden blijkbaar afspraken gemaakt. Ik wil naar huis.
Thuisgekomen slaat de angst toe. We troosten elkaar. De hond kijkt me met een treurige blik aan, alleen de kat is onverstoorbaar vrolijk. Die nacht slapen we niet, we houden het licht aan. We huilen en we zeggen dat we het eng vinden en dat het niet eerlijk is. Iedereen die we het vertellen is aangeslagen. Iedereen wil langskomen en dat juich ik alleen maar toe. Iedere keer weer willen we vertellen hoe het ging en dat we het niet snappen. Op een zeker moment bedenk ik dat dit een droom moet zijn. Straks word ik wakker en dan vertel ik alles aan Jaap. Wat een idiote droom. Maar helaas, ik ben wakker. We proberen om gewoon door te gaan met ons leven, maar op de achtergrond is daar altijd de sluipmoordenaar, kanker. Hoe vaker ik het woord uitspreek, hoe vertrouwder het lijkt te worden.
Als ik mensen, die nergens van weten tegenkom en ze vragen me hoe het gaat zeg ik opgewekt: ‘Slecht, ik heb kanker.’ Ik heb medelijden met die mensen, want hoe moeten ze reageren? Ik zou het zelf ook niet weten. Ik ben de persoon die ziek is, en ik weet niet eens hoe ik het fatsoenlijk moet brengen. Dan kan ik toch moeilijk verwachten dat zij op de enige juiste manier reageren, want die manier is er niet. Er is geen protocol voor. We vertellen iedereen dat we positief zijn en dat zijn we ook. Een oud-collega vertelt dat eierstokkanker ook wel ‘ladykiller’ wordt genoemd. Ik heb ladykillers altijd al gehaat en was er nooit ontvankelijk voor, voor hun verleidingskunsten.
Ik wil nog lang niet dood. Ik ben bang voor de dood. Een vriendin vroeg me waarom, want, zo zei zij; ‘Het houdt hierna niet op, je ziel blijft eeuwig doorleven.’ Het punt is dat ik zoveel van mensen hou en zoveel van het leven hier, nu, op aarde. Er is nog teveel te doen voor mij hier. Ik ben nog maar net begonnen.
Als ik me ’s avonds uitkleed bedenkt ik dat het jurkje dat ik deze dag droeg nooit meer kan aantrekken zonder aan deze hel dag terug te denken. Van nu af aan is het mijn kankerjurk.
jurk en laarzen, H&M, jasje, Hema