Bestaat de ware reiziger nog? Zij is dun gezaaid. Maar ze zijn er nog wel.
Een reiziger heeft een doel, soms niet heel duidelijk en vaak ligt dat doel ver weg. Je moet moeite doen om bij het je punt aan te komen en ook vindingrijk, want een echte reis heeft onverwachte wendingen die je van je einddoel weg kunnen houden. Als je met het vliegtuig van beginpunt naar eindpunt vliegt, kun je je dus afvragen of je een reiziger bent. Op Schiphol stap je in, en tich kilometer verderop, in een ander land met andere gewoontes, stap je uit. Dat was nog eens wat anders als je vroeger weken met de boot naar Amerika reisde, een nieuwe, ongewisse toekomst tegemoet. Nu word je samen met alle andere Nederlanders opgewacht op de luchthaven door de bus van het hotel, die je daar keurig brengt zodat je de volgende dag aan het strand kan liggen, maar dan 8000 kilometer verderop. Vliegen is in theorie een vorm van reizen, maar wel de meest gemakzuchtige vorm. Het heeft iets onnatuurlijks. De ware reis laat je langzaam acclimatiseren tot je geleidelijk de andere cultuur ingaat. Het landschap verandert, de taal, de architectuur. Over zee zie je de natuur die tussen de continenten in ligt, de walvissen, de eindeloze sterren, en je krijgt een besef van de grootheid voor je aankomt. Over land kun je het beste met de trein reizen. Of liftend, met je duim staand in de berm.
Een echte hard-core reiziger is de pelgrim. Ze bestaan nog, vooral te vinden in het Katholieke deel van ons land. Te voet trekken ze naar Santiago de Compostella diep in Spanjolenland. Ik stel me het begin van de reis voor. Een Vinexhuis, je trekt de deur dicht, landkaart in je jas, knapzak op je rug en gaan. Ze slapen in herbergen en kloosters, of bij een oude pastoor die naast zijn krakerige kleine kerkje woont, ergens in the middle of nowhere van Frankrijk. Gaaf.
Dit is mijn levensfilosofie: Je trekt in je leven steeds maar verder, weet niet in welk landschap je komt. Als je in barre weersomstandigheden hebt, weet je dat dit ook weer voorbij gaat. Je reist met je caravaan van kinderen, familie en vrienden. Sommige vrienden kiezen halverwege een andere route, ze slaan af. Soms komen ze later weer op je pad, vaak ook niet. Nieuwe mensen voegen zich bij je reisgezelschap. Je kunt in een adembenemend landschap wandelen, waar alles mooi is en het weer zacht. “Hier wil ik altijd wel lopen,” denk je, maar langzaam verandert het landschap en ook het klimaat. Je trekt verder. Wandelt langs levensgevaarlijke kliffen. Neemt een duik in een meer en vindt soelaas. En door.
Daarom houd ik van reizen. Het is avontuurlijk, verrassend, grillig. Met altijd weer een nieuw perspectief. En een andere jurk. Dat is leven.
Tips.
Wat voor jurk trek je aan als je reist?
-
Een wijde jurk, niet te lang (lastig met traplopen) en niet te kort (soms te sexy, en je moet veel bukken voor je tassen, vermoeid neerzijgen op een grond.
-
Een (wijde) rok kan ook, die kun je meerdere dagen aan, want je kunt je top afwisselen. Doe dat trouwens wel. De ware reiziger hoeft geen stinkende reiziger te zijn.