Inmiddels een jaar geleden is Sis van Rossem overleden. We zullen haar niet vergeten, haar naam zij met ere genoemd. Vroeger hebben we nog les van haar gehad, tijdens onze studie Nederlands. Mijn vroegere studiegenoten en ik apten erover vanochtend. We zijn allemaal geschokt. “Als ik aan mijn studie denk, denk ik aan Sis, “ zeggen we.
Je hebt van die docenten die je blijvend vormen. Sis was daar één van. Vakinhoudelijk weet ik gek genoeg niet zoveel meer van haar, dat zag ik pas later op televisie, toen ze met haar broers een programma maakte. Het waren meer de zinnen tussendoor, de opmerkingen en de korte gesprekjes voordat ze een rookpauze inlaste in eigen belang. Je mocht niet meer tijdens college roken begin jaren ‘90, wat ze “absoluut belachelijk” vond. Ze rookte als een schoorsteen. Haar kamer was mistig. Ze deelde kamer 129 met wijlen Kees Knopper, ook al zo’n legendarische figuur, hij was de ex van Frans Kellendonk. Als je in de gang richting hun kamer liep, hoorde je gelach en er kwamen rookwolken naar buiten.
Niemand stond zo dicht bij zichzelf als Sis. Ze woonde al lang samen. Ooit hadden ze overwogen om uit prakische overwegingen te trouwen, maar toen ze zich daar verder in verdiepte, kwam ze erachter “Dat er absoluut geen reden was om een kunstmatig contract af te sluiten.” Dus deed ze dat niet. De belangrijkste moraal van Sis’ preken: Wees jezelf en heb lak aan regels die de maatschappij je oplegt. Dat is mijn les van Sis.
Ze had het soms over haar broers. “Als je ons bij elkaar zet, kun je ons maar beter het huis uitzetten, we stoppen niet met discussiëren,” zei ze daar eens over. Ik vond het een fascinerende uitspraak, want ik heb zelf broers. Er lag liefde onder, dat voelde je. Later zag ik op televisie wat ze bedoelde. Haar broer Maarten, waar later het grote publiek kennis mee maakte, was uit hetzelfde hout gesneden als Sis. Als je oplet, zitten er veel boodschappen onder hun ironische woorden. Ik vind het bijna een Utrechtse manier om liefde en kwetsbaarheid te verpakken.
Ik leerde Sis van een andere kant kennen toen ze mijn stagebegeleider was. Er was weinig meer van haar cynisme over. Ze had achterin de klas gezeten en notities gemaakt. Na afloop, in het rookhol, kwam de feedback. Ik hield mijn hart vast. Maar ze was alleen maar positief, bijna moederlijk. Niet van “doe meer dit en doe meer dat,” maar : “Hier ben je goed in en dat pakte je handig aan. “ Ook daar heb ik van geleerd tijdens mijn eigen lessen. Studenten hebben meer aan positieve feedback dan aan zuur gezeur wat er allemaal beter moet. Daar hebben ze niets aan, ze moeten per definitie nog vanalles leren, dat weten ze zelf ook. Als docent moet je ze leren waar hun kracht zit. Dat leerde ik van Sis.
“Rust zacht” ? Ik hoor Sis in mijn hoofd zeggen: “Donder toch op. Wat een cliché.”